Een dramales voor de tweede graad over het spelen van een plaats (locatie, omgeving). De werkvorm is inspringspel, leerlingen spelen mee als ze weten welke plaats andere leerlingen weergeven.
titel
|
waar ben ik?
|
domein(en)
|
drama
|
doelgroep
|
tweede graad
|
onderwerp
|
ruimtes weergeven
|
werkvorm
|
inspringspel
|
bouwsteen
|
ruimte - ruimtesuggestie
|
algemeen doel
|
gericht zijn op een verstaanbare of sprekende vormgeving
(doel 17)
|
leerplandoelen
|
drama
1.5 — de wezenlijke aspecten van drama ervaren: ruimte
3.6 — zich inleven op de wijze waarop anderen
gestalte geven aan een spelsituatie
8.1 — beweging en mimiek aanpassen aan de
spelsituatie
|
lesdoelen
|
de leerlingen kunnen
·
een plaats weergeven door
bewegingen en houdingen
·
een plaats door anderen
gespeeld benoemen
·
in een inspringspel een
handeling toevoegen zodat ze duidelijk maken in welke ruimte de ander zich
bevindt.
|
De leerlingen
leren een ruimte te spelen (bv. ziekenhuis) zonder het te verklappen, ze leren
om duidelijk uit te beelden en de ruimte weer te geven door handelingen uit te
voeren die mensen normaal op die plaats uitvoeren. Ze spelen op elkaar in via
een inspringspel.
Lesverloop
stap 1. instap:
uitleggen dat jullie vandaag zullen werken rond het spelen van een ruimte
zonder het te verklappen. De leerkracht toont
voor dat hij/zij op op een toren staat en vraagt waar bevind ik me? De
leerlingen antwoorden.
stap 2. opwarming: groepjesspel
Iedereen loopt
rond, de lk geeft een getal, zo snel mogelijk groepjes maken even groot als dit
getal. Ze krijgen per groepje een korte opdracht.
- per zeven: zo veel mogelijk ruimte innemen
- per vier: zo weinig mogelijk ruimte innemen
- per drie: geluid van een tandartspraktijk
- per twee: stilstaand beeld, op het strand, tot leven komen op teken
- per vijf: een lopende band in een fabriek weergeven
stap 3. Verkenning:
een ruimte spelen
- beschouwen (demonstratie) de leerkracht speelt een ruimte zonder de ruimte te benoemen, hij gebruikt enkel klanken. (bv. een tent in een bos), daarna korte bespreking: waar speelt zich dit af? Hoe weet je dat?
- individueel: de leerlingen staan verspreid in de ruimte, de leerkracht geeft een plaats aan, de lln bedenken zo snel mogelijk een handeling en spelen: in de sporthal, aan zee, in de bus, in een grot, een eigen ruimte.
stap 4. Verkenning
2 : een groepsruimte spelen
- groep in vier/zes gedeeld: elke groep beeldt een ruimte uit zonder het te benoemen: een groot donker bos, drukke stationshal, een moeras, een kathedraal, een luchthaven, een theater. Laten zien aan de anderen (het publiek raadt).
- bespreking na elke presentatie: welke ruimte, hoe weet je dat?
Stap 5. Verwerking:
in twee/drie groepen, de anderen spelen mee.
Geef de uitleg ‘wat
is een inspringspel’. Elke groep bedenkt een ruimte waar veel verschillende
mensen komen. De lln mogen eventueel stoelen (tafels) gebruiken om de ruimte
wat in te delen. De anderen groepen kijken langs de kant. Van zodra ze weten
waar ze zich bevinden, stappen ze in het spel en spelen ze mee.
Stap 6. Eindopdracht
Maak groepjes van
vier personen, elk groepje krijgt een kaartje met een ruimte op. Bedenk
handelingen/een scène in de ruimte zonder de ruimte te benoemen. Een ander
groepje speelt na een tijdje mee. Zo
speelt elk groepje zijn ruimte en speelt ze mee met de anderen.
-
speel
duidelijke handelingen
-
verklap
niet waar je bent (enkel klanken gebruiken)
-
gebruik
de ruimte in het spel
Stap 7. Toonmoment
en bespreking
·
Waar
moet je op letten om een ruimte duidelijk te spelen?
·
Was je
soms in de war, leverde dat grappige situaties op?
·
Welke
ruimte was moeilijk om te spelen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten