Pagina's

maandag 2 januari 2012

dramales 'waar ben ik?'


Een dramales voor de tweede graad over het spelen van een plaats (locatie, omgeving). De werkvorm is inspringspel, leerlingen spelen mee als ze weten welke plaats andere leerlingen weergeven.




titel
waar ben ik?
domein(en)
drama
doelgroep
tweede graad
onderwerp
ruimtes weergeven
werkvorm
inspringspel
bouwsteen
ruimte - ruimtesuggestie
algemeen doel
gericht zijn op een verstaanbare of sprekende vormgeving (doel 17)
leerplandoelen
drama
1.5 — de wezenlijke aspecten van drama ervaren: ruimte
3.6 — zich inleven op de wijze waarop anderen gestalte geven aan een spelsituatie
8.1 — beweging en mimiek aanpassen aan de spelsituatie
lesdoelen
de leerlingen kunnen
·       een plaats weergeven door bewegingen en houdingen
·       een plaats door anderen gespeeld benoemen
·       in een inspringspel een handeling toevoegen zodat ze duidelijk maken in welke ruimte de ander zich bevindt.

De leerlingen leren een ruimte te spelen (bv. ziekenhuis) zonder het te verklappen, ze leren om duidelijk uit te beelden en de ruimte weer te geven door handelingen uit te voeren die mensen normaal op die plaats uitvoeren. Ze spelen op elkaar in via een inspringspel.

Lesverloop

stap 1. instap: uitleggen dat jullie vandaag zullen werken rond het spelen van een ruimte zonder het te verklappen. De leerkracht  toont voor dat hij/zij op op een toren staat en vraagt waar bevind ik me? De leerlingen antwoorden.

stap 2. opwarming:  groepjesspel
Iedereen loopt rond, de lk geeft een getal, zo snel mogelijk groepjes maken even groot als dit getal. Ze krijgen per groepje een korte opdracht.
  • per zeven: zo veel mogelijk ruimte innemen
  • per vier: zo weinig mogelijk ruimte innemen
  • per drie: geluid van een tandartspraktijk
  • per twee:  stilstaand beeld, op het strand, tot leven komen op teken
  • per vijf: een lopende band in een fabriek weergeven

stap 3. Verkenning: een ruimte spelen
  • beschouwen (demonstratie) de leerkracht speelt een ruimte zonder de ruimte te benoemen, hij gebruikt enkel klanken. (bv. een tent in een bos), daarna korte bespreking: waar speelt zich dit af? Hoe weet je dat?
  • individueel: de leerlingen staan verspreid in de ruimte, de leerkracht geeft een plaats aan, de lln bedenken zo snel mogelijk een handeling en spelen: in de sporthal, aan zee,  in de bus, in een grot, een eigen ruimte.

stap 4. Verkenning 2 : een groepsruimte spelen
  • groep in vier/zes gedeeld: elke groep beeldt een ruimte uit zonder het te benoemen: een groot donker bos, drukke stationshal, een moeras, een kathedraal, een luchthaven, een theater. Laten zien aan de anderen (het publiek raadt).
  • bespreking na elke presentatie: welke ruimte, hoe weet je dat?

Stap 5. Verwerking: in twee/drie groepen, de anderen spelen mee.
Geef de uitleg ‘wat is een inspringspel’. Elke groep bedenkt een ruimte waar veel verschillende mensen komen. De lln mogen eventueel stoelen (tafels) gebruiken om de ruimte wat in te delen. De anderen groepen kijken langs de kant. Van zodra ze weten waar ze zich bevinden, stappen ze in het spel en spelen ze mee.

Stap 6. Eindopdracht
Maak groepjes van vier personen, elk groepje krijgt een kaartje met een ruimte op. Bedenk handelingen/een scène in de ruimte zonder de ruimte te benoemen. Een ander groepje speelt na een tijdje mee.  Zo speelt elk groepje zijn ruimte en speelt ze mee met de anderen.
-        speel duidelijke handelingen
-        verklap niet waar je bent (enkel klanken gebruiken)
-        gebruik de ruimte in het spel

Stap 7. Toonmoment en bespreking
·      Waar moet je op letten om een ruimte duidelijk te spelen?
·      Was je soms in de war, leverde dat grappige situaties op?
·      Welke ruimte was moeilijk om te spelen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten