Pagina's

zondag 22 januari 2012

een danspartituur


Danspartituren (zes lesideeën)


Een danspartituur is een soort grafische notatie waarmee je het dansverloop weergeeft. Je kan dit op verschillende manieren opbouwen. Hier vind je enkele suggesties:

1.     lijnpartituur

Je laat de leerlingen een lijn maken op een blad papier, die lijn geeft de weg weer die de leerlingen moeten afleggen in de zaal. Op de lijn zetten ze een aantal verschillende symbolen. In de legende noteren ze welke beweging bij welk symbool hoort. Na een aantal keer oefenen op muziek presenteren ze hun danspartituur aan de andere groepjes.
Dit sluit aan bij het werothema kaartlezen (het gebruik van een legende).


Tekening: Muzische scheurkalender van Kunst In Zicht


2.   fotopartituur

Bij jonge kinderen kan je ook werken met een fotopartituur. Bij elke beweging hoort een prent of foto. Samen met de kinderen plaats je de foto’s of tekeningen in een bepaalde volgorde. Door sommige tekeningen of foto’s te herhalen krijg je structuur in het geheel.
Hier start je met de tekeningen aan te bieden, de tekening verwijst naar een beweging. Elke beweging oefen je met de kinderen in op de muziek. Daarna kies je samen met de kinderen welke tekening of foto je waar plaatst. Op het einde voer je dan samen het geheel uit. Bij jonge kinderen is het aangewezen om de verschillende bewegingen goed te verwoorden zodat ze het zich snel kunnen herinneren.

Hier is een stukje uit een piratenpartituur.
Tekening: muzisch de wereld rond,  uitgeverij Zwijsen


3.   mannetjespartituur

Een dans kan je ook weergeven met mannetjes. De leerlingen voeren alle bewegingen uit en kiezen met welke vier bewegingen ze aan de slag willen gaan. Ze knippen de mannetjes uit en plakken ze in een partituur van acht bewegingen. Bij het oefenen van de partituur zal het belangrijk zijn om overgangen te bedenken en elke beweging in vier (of acht) tellen uit te voeren. Iets voor oudere kinderen.



Tekening: Ciaràn Gray


4.   motiv-notatie

Er bestaat internationaal ook een manier om met symbolen te werken, namelijk de motiv-notatie. Je kan dit in een eenvoudige versie gebruiken of het complexer maken door meer nuances toe te voegen. De leerlingen krijgen kaartjes met telkens een ander symbool.  Elk symbool verwijst naar een beweging. Ze oefenen per groepje de beweging en plaatsen de kaartjes in een volgorde, van onder naar boven.



Tekening: mikado muzische vorming,  uitgeverij Pelckmans

5.   symbolenpartituur

Het laatste voorbeeld vertrekt vanuit bewegingen. De leerlingen onderzoeken in groepen verschillende kookbewegingen, bewegingen van dieren of in het thema schilderen. Daar selecteren ze drie verschillende bewegingen uit. Bij elke beweging verzinnen ze een symbool. In een eerste stap zetten de symbolen op een rijtje zodat een mooie choreografie ontstaat. Op zich is het thema inspiratie voor de beweging en hoeft de beweging op zich niet herkenbaar te zijn (je hoeft niet meer te zien dat het echt om de beweging van een poes gaat). Bewegingen worden vaak mooier als je ze wat abstracter maakt (vergroten-verkleinen, vertragen-versnellen, in de ruimte zetten, accent toevoegen). 
Daarna kunnen oudere leerlingen een complexere partituur maken voor drie (of meer) uitvoerders, er is een gemeenschappelijk deel en daarna maakt iedereen eigen bewegingen. Tot slot komen alle bewegingen weer samen.  Hier kan je elk vakje vier tot acht tellen laten duren.
Je kan extra eisen toevoegen: iedereen moet eens elke beweging doen, er zit een solo in, canon, herhaling, …

Een voorbeeld

Tekening: Koen Crul

6.   post-itpartituur

Voor een post-itpartituur heb je papiertape nodig en post-its. Met de papiertape maak je lijnen die elkaar opvolgen op de vloer. De lijnen kunnen zigzaggend, streepjes, kronkelend, rechte lijnen zijn. Zo maak je een weg doorheen de dansruimte. Je volgt de weg met afgesproken verplaatsingsbewegingen. Af en toe plakt er een post-it. Bij de post-it sta je stil en maak je een beweging ter plaatse.  Kies bewegingen uit de volgende lijst:

-       krimpen (je kleiner maken, buigen, …)
-       rekken (traag groter worden en je zo lang mogelijk maken)
-       draaien (rond je eigen as draaien)
-       zwaaien (groot heen en weer bewegen)
-       evenwicht zoeken (balanceren, bijna omvallen en terug recht komen)
-       schudden (alles kort en krachtig, schokkerig bewegen)
-       vallen (alsof je op de grond neerkomt)
-       wiegen (zachtjes heen en weer gaan)
Deze bewegingen geef je met een symbool aan op de post-it. Eerst oefen je de partituur en daarna voer je de partituur uit op muziek. Je kan twee groepen een partituur laten ontwikkelen voor elkaar.
Tot slot

Dansen met partituren lijkt wat op grafische notatie in muziek. Het is weer een werkvorm waaraan je verschillende bewegingsexpressie- en muzische doelstellingen kan koppelen.
De partituren kan je erg eenvoudig houden voor jonge leerlingen en complexer voor leerlingen van de derde graad. Voor kleuters en jonge kinderen is de fotopartituur een mooie instap, oudere kinderen kunnen dan weer volop experimenteren met de motiv-notatie en de complexe symbolenpartituur.

Veel plezier met deze verschillende danspartituren.

Koen Crul

Geen opmerkingen:

Een reactie posten